Gedrevenheid en liefde voor het ambacht legde de basis van de rijke zuivelhistorie van Rouveen Kaasspecialiteiten.
Aan het begin van de vorige eeuw waren er vijftien kleine boterfabriekjes actief in de dorpen Staphorst en Rouveen. In 1987 waren er nog vier zuivelcoöperaties. Uit een fusie tussen “De Vlijt” en “De Kleine Winst” is in 1987 de Coöperatie Zuivelfabriek Rouveen Kaasspecialiteiten ontstaan. Onze coöperatie is sinds 1905 zelfstandig gebleven. Op 22 januari 1906 produceerde de fabriek voor het eerst. In dat jaar werd er 500.000 liter melk verwerkt. In 1987 was dat 500.000 liter per week en inmiddels is dat opgelopen tot bijna 4.000.000 liter per week.
‘Rouveen kent een rijke zuivelgeschiedenis’
In 1931 was de nieuwbouw van de fabriek gereed. Het jaarverslag van dat jaar meldt dat het een gebouw is geworden dat ‘aan alle eischen van een moderne boter- en kaasfabriek kan voldoen en een sieraad is voor de gemeente. Een fabriek waarop de leden met recht trotsch kunnen zijn.’ Het duurde echter nog jaren tot er van de mogelijkheid tot kaasmaken gebruikgemaakt werd. Tot de Tweede Wereldoorlog bleef het bij boter en karnemelk. Onder druk van de bezetter, die zich bemoeide met het landelijke zuivelbeleid, werd kaasmaken verplicht gesteld.
Een andere belangrijke mijlpaal voor veel veehouders in de omgeving van Rouveen was het jaar 1994. Tot eind 1994 werd er ook ‘bussenmelk’ ontvangen door de coöperatie (als één van de laatste coöperaties in Nederland).