Wicher en Aaltje zijn bioboeren. ‘De Heere heeft alles geschapen, wij onderhouden en bewaren het’
5-aug-2024

Er hangt een blauwe overall met een strohoed in de stal, die leeg is. De ruim honderd dieren van Wicher en Aaltje Hoeve (62 en 57) staan op zonnige dagen de hele dag buiten, op een eiland bij de boerderij.
Als de agrariërs op de foto worden gezet, komen de nieuwsgierige beesten één voor één poolshoogte nemen. ‘Vroeger kende ik ze allemaal bij naam’, zegt Wicher terwijl hij naar zijn koeien kijkt. ‘Nu herken ik de nummers in hun oor.’ Hij wijst naar nummer 4131. ‘Die meldt zich altijd als eerste om gemolken te worden.’

In Rouveen runnen Wicher en Aaltje een biologisch melkveebedrijf, hun melk wordt door een coöperatie gebruikt om kaas van te maken, C.Z. Rouveen Kaasspecialiteiten. De twee stralen van oor tot oor en hebben lichtjes in hun ogen als ze vertellen over hun biologische onderneming. Maar het is niet altijd even makkelijk, zo blijkt. ‘Wij zijn rentmeesters. De Heere heeft alles geschapen, wij mogen dat onderhouden en bewaren. Dat roept dilemma’s op, natuurlijk. Moet het economisch gezien altijd meer? Wij vragen ons dat af. We zijn afhankelijk van de zegen van God, daar beginnen we ook elke dag mee. Ons geloof en ons werk liggen dicht bij elkaar.

Veel christelijke agrariërs geloven dat groei de oplossing is. Maar wat is het eindpunt? Dat gaan we een keer bereiken. Wij zijn van nature al ondernemers, daarin hoeven we niet gestimuleerd te worden door de overheid. De geschiedenis laat zien dat meer welvaart ons niet gelukkiger heeft gemaakt.
Wij willen de aarde graag doorgeven aan het volgende geslacht, we willen haar gebruiken – maar niet uitputten. Het is zorgelijk dat de groep bioboeren niet groter wordt. Eigenlijk komt dat niet door boeren, maar door de consument. Want biologische producten hebben een meerprijs. Als bioboer moet je meer land hebben dan als gewone agrariër en land is hartstikke duur.
Als we op een verjaardag vertellen wat we doen, zeggen we dat we een biologisch melkveebedrijf hebben en dat we actief bezig zijn met weidevogels. Veel mensen weten niet meer wat dat is, maar het zijn beschermde vogels. Samen met een andere boer hebben we vijfentwintig hectare, eigenlijk is het een dierentuin. We zien dat we steeds meer weidevogels rijgen op dat land; tureluurs, kieviten, wulpen en grutto’s. Hopelijk gaan er bij ons ook kemphanen broeden.

Voor ons maakt het niet uit, we zijn over de vogels net zo enthousiast als over de koeien. De Heere heeft vogels én koeien geschapen. De vogels fluiten tot eer van God, prachtig. Als er een kalfje geboren is, danken we. En als we weer een nieuwe vogel zien, danken we ook. Dat geeft een blij gevoel, een diepere vreugde in het leven. De Heere noemt in de Bijbel vaak de mensen, maar óók dieren. En wij moeten beseffen dat we juist met de dieren moeten omgaan, anders doen we het niet goed. Maar het weidevogelbeheer is niet rendabel voor ons, de vergoedingen zijn te laag. Een bioboer en een gangbare boer krijgen evenveel, dat is oneerlijk – want gangbaar voer is véél goedkoper dan biovoer. Als de overheid de biologische boeren zo belangrijk vindt, moet ze dat ook laten zien. Nederland heeft veel ambtenaren, het meeste geld gaat naar de mensen die ons werk controleren en plannen maken. En daarna krijgt de boer het beetje wat nog overblijft.

Jarno, ons neefje, gaat de boerderij overnemen. Hij is 26 jaar en wil ook biologisch boeren. Hij zorgt ook voor de vogels. Hij zit helemaal in de flow, terwijl zijn maten hem waarschijnlijk daarom uitlachen. Als hij een nest vindt, voert hij dat in op de computer en stuurt de gegevens naar de vogelbescherming. Prachtig om te zien! We zijn trots op hem. De overheid moet duidelijkheid scheppen, juist voor de jonge generatie. Dat het landbouwakkoord klapte, is superslecht geweest. De vorige landbouwminister, Piet Adema, heeft een sterke rol gespeeld; waarschijnlijk kon hij er niets aan doen dat het akkoord er niet kwam. De Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) haakte af, dat snapten wij niet – want de jonge boeren zaten nog wel om tafel. De overheid schept geen duidelijkheid. We hebben gewoon perspectief nodig! Er zijn altijd al natuurlijke stoppers geweest, dat is prima. Uitkopen is onzin, want
dat kost handen met geld. En als die boeren er niet meer zijn, wie gaat dan voor de natuur zorgen?

De overheid moet naar grondgebondenheid toewerken, waarbij wordt vastgesteld dat een boer maximaal een x-aantal dieren per hectare op zijn land mag hebben. Dat is een heikel punt, want dat betekent dat de veestapel wordt verkleind. Maar de Brabantse boeren (die daar last van hebben, red.) is altijd de hand boven het hoofd gehouden. We kunnen veel met innovatie, maar als we nu een nieuwe machine aanschaffen, bestaat de kans dat de overheid over twee jaar zegt dat het toch nét niet werkte. Dan hebben we voor niets geïnvesteerd. Wij zijn bioboer en willen niet te veel innovaties. Wij vragen ons af of deze nieuwe coalitie écht perspectief kan bieden.
Nederland wordt op de vingers getikt vanwege onze waterkwaliteit. Wij denken weleens: welke informatie krijgen ze vanuit Den Haag doorgespeeld? Kijk eens naar de waterkwaliteit, hoe komt die zo? Dat water komt niet uit Nederland, maar waar de Rijn, Maas en Waal ontspringen. En de kwaliteit van het water is zo veel beter dan toen wij klein waren. En ook hierbij geldt dat bioboeren gelijk worden gesteld aan gangbare boeren, terwijl het andere sectoren zijn. Want wat vervuilt een bioboer? Wij moeten verschillend behandeld worden.

Spannende controles
Voor ons ‘Beter Leven Keurmerk 3-sterren’ moeten we wel wat doen. De koeien staan zo veel mogelijk buiten en in ieder hok met drie kalfjes, staan twee waterputten. Er moeten genoeg borstels voor koeien zijn, de lengtes en breedte van de hokken moeten ruim zijn. En we doen veel met biodiversiteit. Het wordt allemaal opgemeten en in een bedrijfsnatuurplan gezet. Waarom worden niet meer boeren biologisch? Omdat het meer tijd kost. De maatschappij staat niet stil, dus agrariërs mogen dat ook niet. Elke keer een klein stapje zetten is veel
makkelijker dan ineens een grote sprong maken. Tegen dat laatste lopen boeren nu aan. We hebben pas weer controle gehad, dat duurt van ’s ochtends 9 uur tot en met ’s middags 3 uur. Alles wordt nagekeken. Als je op wezenlijke punten afwijkt, mag je de melk niet meer leveren. Het is altijd een heel spannend moment. Bij de laatste controle kregen we een discussie. Wij gebruiken liever geen antibiotica wanneer een koe ziek is, maar natuurlijke middelen. Niet iedereen deelt deze mening, omdat het niet altijd wetenschappelijk is onderbouwd. Maar dat kan niet altijd. Af en toe denken we: ze doen het erom iets te vinden wat afwijkt.

Heel rijk
Het boerenleven is o zo mooi. Dat wij andere mensen voorzien van voeding, dat is geweldig. Zonder boer is er geen eten. We verkopen een beetje melk aan huis, we hebben een paar klanten voor wie ik elke week de flessen klaarzet. Mensen vinden onze melk heel lekker. Het voelt bijzonder om op die manier voor mensen te zorgen. We zijn zelfvoorzienend, dat is mooi. Eigenlijk eten we liever geen aardappels die bespoten zijn. Want waar blijft dat gif? Op het blad, in de aardappel of op de bodem. We slachten een eigen koe, ongeveer vier of vijf keer per jaar. We verkopen dat vlees ook aan vaste klanten. Onze kippen leggen eieren. We hebben appelbomen, bonen, aardappels, rode bieten, sla, tomaten, kool, preien en uien. En bramen. We voelen ons heel rijk.’

 

Bron: www.nd.nl

Artikel in PDF: ND-Bioboeren